03 juni 1918
Het Rotterdams Philharmonisch wordt opgericht
In een woonkamer aan de Agniesestraat in Rotterdam-Noord besluiten vier muzikanten een vereniging op te richten, met als doel het spelen van 'degelijke muziek'. Beethoven, bijvoorbeeld.
In de woonkamer van Agniesestraat 33B, Rotterdam-Noord zitten vier mannen. Vier muzikanten, allemaal actief in het nachtleven – aangevoerd door Jules Zagwijn, muzikant in onvrede. Ze voeren een ernstig gesprek. Er wordt gemopperd, gezucht en gesteund.
Niet dat het slecht gaat met de stad – in tegendeel. In 1918 bruist Rotterdam. De bevolking groeit, de haven biedt werk. De stad wordt overstroomd met nieuwe bewoners. Rotterdam ademt handelsgeest. Niet alleen wordt er gewerkt, er wordt ook volop plezier gemaakt. Het nachtleven van Rotterdam is beroemd. Overal spelen orkesten, op allerlei plekken in de stad wordt gedanst. Voor muzikanten is er volop werk. Maar dat werk blijft wel beperkt tot het spelen van amusementsmuziek – en daar wringt de schoen.
De oprichting van Het Genootschap
Want het is allemaal leuk en aardig hoor, dat spelen van volkse deuntjes ter vermaak in een van de vele Rotterdamse nachtclubs en variététheaters, maar heeft de muziek niet veel meer te bieden? De heren in de woonkamer zijn 'verstikt door de bedwelmende atmosfeer van variété- en cabaretmuziek', zo valt in een jaarverslag van een jaar later te lezen. Het viertal weet het zeker: willen ze meer en andere muziek kunnen maken, dan is het de hoogste tijd om het heft in eigen handen te nemen. De heren besluiten die avond een vereniging op te richten, met als doel het spelen van heel andere, 'degelijke muziek'. Beethoven, bijvoorbeeld.
Zeven dagen later komt hetzelfde gezelschap weer samen, dit keer in een bovenzaal van de Rotterdamse uitgaansgelegenheid Tivoli. Dit maal zijn ook tientallen andere muzikanten uitgenodigd. Ze hebben geen idee waarom, maar Jules Zagwijn doet de reden van de bijeenkomst snel uit de doeken. De oprichting van een 'Genootschap van beroepsmusici tot onderlinge kunstbeoefening', daar is niemand tegen. Bijna iedere Rotterdamse beroepsmuzikant ziet zo'n verzetje wel zitten.
Het orkest begint met vier optredens per jaar. 's Middags uiteraard, niet 's avonds, want dan moet er worden gewerkt in een van de vele theaters, café's of bioscopen in de stad. Van de amusementsmuziek zijn de heren voorlopig dus niet af, maar er is wél een hele wereld bijgekomen.
De kersverse vereniging is niet het eerste Rotterdamse symfonieorkest, maar op het moment van oprichten wel het enige: eerdere orkesten hebben het geen van alle gered. Maar het Genootschap blijkt een blijvertje dat de wereld verovert. Onder een andere naam, dat wel: al een paar jaar na de oprichting komt het bekend te staan. Na een paar jaar krijgt de vereniging een bescheiden subsidie, gaat het gezelschap in het openbaar spelen en verandert de naam. Eerst in het Philharmonisch Genootschap, later in het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Die naam staat nog altijd fier overeind.
Ontdek 100 jaar orkest
In 2018 bestaat het Rotterdams Philharmonisch Orkest 100 jaar. Kijk hier voor meer bijzondere momenten uit honderd jaar orkestgeschiedenis.
Ook een verhaal? Stuur het ons!