01 juni 1966
Beginjaren de Doelen: hectisch, wild en bijzonder
Het ‘wilde westen’. Zo omschrijft voormalig beeld- en geluidstechnicus Joop Harmsen de beginjaren van de Doelen. ‘Het was hectisch, maar in de meest positieve zin van het woord.’
Vlak voor het concertgebouw opengaat in mei 1966, beseft de gemeente Rotterdam: we hebben geen eigen beeld- en geluidstechnici in dienst. Met spoed zet de gemeente een vacature open. Vijf mensen worden aangenomen, waaronder de toen 21-jarige Joop Harmsen.
"De inzet van iedereen die werkte voor de Doelen was formidabel. Niets was teveel en alles kon", omschrijft meneer Harmsen zijn beginjaren bij de Doelen. Net na de opening was er nog geen sprake van een geoliede organisatie of structuur. Niemand hield tijd bij en zijdelings schreven Joop Harmsen en zijn collega’s op een briefje wat zij hadden gedaan.
60 uur werken
Dat nam zulke vormen aan dat hij soms weekenden van 60 uur draaide. "Ik herinner me nog een groot personeelsfeest van een baggerbedrijf. Een weekend lang was er in elke ruimte van het gebouw iets te doen. We begonnen vrijdagochtend en werkten door tot zaterdagochtend om 04.00 uur. Daarna ruimden we onze spullen op en zetten we de spullen klaar voor onze collega’s. Maar in een team van vijf man heb je niet voldoende collega’s, dus kwam het voor dat wij twee uurtjes sliepen op een bank in de solistenkamer. Zaterdagochtend om 09.00 uur gingen we dan weer verder tot zondagochtend 05.00 uur. En dan begonnen we zondagochtend iets later en gingen we weer door tot maandagochtend 05.00 uur."
Of hij dat erg vond? "Welnee! Het was een feest om te doen. Iedereen gaat tijdens zo’n feest uit zijn dak en die sfeer slaat over." Maar dat het zo niet kon doorgaan, was na drie jaar wel duidelijk. Het personeel maakte uren zonder dat men goed zicht had op de hoeveelheid. Na ongeveer drie jaar kwam de gemeente met een voorstel. "We kregen allemaal een bedrag uitgekeerd voor de tijd uit de eerste periode en daarna zei de gemeente: en nu gaan we het beter structuren."
Experimenteren met luidsprekers
Met een glimlach denkt hij terug aan die bijzondere jaren. Niet alleen zette iedereen zich voor honderd procent in, er werd ook voldoende geëxperimenteerd. In het eerste jaar na de opening bracht hij, samen met zijn collega’s van de audio-visuele dienst, nachten door in de Grote Zaal om samen met onderzoekers van TNO de elektroakoestiek te verbeteren.
"Elektroakoestiek is wezenlijk anders dan muziekakoestiek. We werkten met een grote geluidsinstallatie boven het podium, maar deze was voor spraakversterking eigenlijk onbruikbaar vanwege de lange nagalm van de muziekakoestiek. Dus werden er, onder leiding van de onderzoekers, allerlei luidsprekeropstellingen in de Grote Zaal geplaatst om uit te proberen welke opstelling het beste resultaat gaf."
Omgevallen stelling
Een avond staat Harmsen in het bijzonder bij. "Op een gegeven moment hadden wij aan het voorfront van het podium stellingen opgebouwd; vanaf het podium tot bijna aan het plafond. Je kent de Grote Zaal, dat is redelijk hoog. Aan die stelling hingen luidsprekers en daar deden we proeven mee. Mijn collega stond bovenin de stelling om de luidspreker te richten. Wat er toen gebeurde is nog steeds een raadsel. De stelling helt over en duvelt om, bovenop het stoelenplan. Mijn collega blijft tot het laatste moment staan en stapt, als de stelling op de stoelen klapt, ongeschonden eraf. Ongelooflijk. Ik wist niet wat ik zag. Ik rende erheen, maar toen ik hem gewoon zag weglopen viel mijn mond open van verbazing. Wat een geluk."
Het heeft het team heel wat nachten gekost, maar na ongeveer een jaar was het experiment voorbij. Er werd voor ieder deel van het stoelenplan een luidspreker ontwikkeld. Het geluid dat hieruit kwam werd geabsorbeerd door de stoffen stoelen en de bezoekers die erin zouden zitten. Zo kon de nagalm worden beperkt en werd de gesproken tekst verstaanbaar.
Joop Harmsen: "Het was een hectische, wilde tijd waaraan ik met plezier terugdenk. Ik had deze tijd voor geen goud willen missen."
Ook een verhaal? Stuur het ons!